Jaap van Mesdag (1922 -2015)
"Mijn trompet heeft mijn leven gered. In 1942 probeerde ik samen met een vriend per kano de oversteek naar Engeland te maken. Het was een pikdonkere nacht en vanwege de slechte weersomstandigheden kwamen we in de problemen. Op een gegeven moment zagen we silhouetten van schepen. Met mijn trompet heb ik hun aandacht weten te trekken. Ik wist bijna zeker dat het de vijand was, maar het was óf verdrinken óf gered worden door de Duitsers. Op 17 januari 1943 kwam ik in Kamp Vught aan, twee dagen na de opening."
©Rogier Fokke
Beppie Ottebros (1926)
"Ik kom uit een gezin van negen kinderen en had na de oorlog nog maar één zus over. Na anderhalf jaar Kamp Vught werden we naar Auschwitz en vervolgens naar Ravensbrück gedeporteerd. In Kamp Vught werkte ik bij het Philips-Kommando, een werkplaats van de elektronicafabriek uit Eindhoven. Philips probeerde zoveel mogelijk gevangenen aan het werk te helpen, dit betekende uitstel van transport. Jonge vrouwen werden ingezet onder het voorwendsel dat alleen zij over het vereiste Fingerspitzengefühl beschikten voor het maken van radiobuizen, de zogenaamde P700. Ik was zo'n Joods meisje, net zeventien jaar oud."
©Rogier Fokke
Ernst Verduin (1927)
"In Kamp Vught werd ik op 22 juni 1943 zestien jaar oud, in de maand van het kindertransport. Alle kinderen zijn vergast in Sobibor. In Birkenau werd ik door een SS'er geselecteerd voor de gaskamer, maar ben toen overgelopen naar de groep mannen, die als slavenarbeiders moesten gaan werken voor IG-Farben. In Buchenwald beweerde ik geen Jood te zijn, omdat ik uit een niet-orthodoxe Joodse familie kom en niet besneden ben. Bij alle ellende heb ik veel geluk gehad. De ergste traumatische ervaringen heb ik uit mijn geheugen gewist om te kunnen overleven."
©Rogier Fokke
Ali Aukes-Roemeling (1923)
"Ik werkte als telefoniste op het postkantoor in Scheemda. Daarom hoorde ik over geplande arrestaties. Na mijn werk vloog ik op de fiets om die mensen te waarschuwen. Op 19 april 1944 werd ik thuis door de Duitsers opgehaald. Ze hadden door waarom er zo weinig mensen werden gearresteerd. De NSB-burgemeester, die mijn vader als locoburgemeester geweigerd had te installeren, zat in mijn vaders schommelstoel te grijnzen. Blij dat hij wraak kon nemen door zijn dochter op te pakken. In Vught werkte ik bij het Philips-kommando aan de productie van knijpkatten."
©Rogier Fokke
Cees Arkenbout (1924)
"Net een week voordat het verzet mij wilde bevrijden, werd ik overgeplaatst naar Vught. Daar werden de vliegtuigen die door de Duitsers waren neergehaald, door gevangenen ontmanteld. Mijn verzetsvriend Bram Nobels, ook gevangene in Vught, heeft in een stukje plexiglas uit de ruit van een cockpit mijn nummer geponst. Dit aandenken aan de verbondenheid in het verzet bewaar ik als een relikwie. Bram is in Vught gefusilleerd. De angst dat mij hetzelfde zou overkomen was in die dagen ondraaglijk."
©Rogier Fokke
Emile de Nijs-Bik (1921- 2012)
"Ik was 22 jaar toen mijn vader en ik samen met honderd andere gijzelaars naar Kamp Vught zijn gebracht. Het was een vergelding. In mijn woonplaats Haarlem was een Duitse militair doodgeschoten. In Kamp Vught kregen we gevangeniskledij en omdat ik vluchtgevaarlijk was, kreeg ik een rode stip op mijn rug. Zo was ik een makkelijke schietschijf in geval ik er vandoor wilde gaan. Vanuit Kamp Vught ben ik overgeplaatst naar Kamp Amersfoort. Na mijn vrijlating sloot ik me weer aan bij het verzet."
©Rogier Fokke
Eugene Jacoby (1927)
"Via de illegale Belgische zender weren jongeren opgeroepen zich aan te sluiten bij het verzet. Met drie kameraden besloot ik daarom de oversteek naar Engeland te wagen. Op een station vóór de grens met Frankrijk kregen we een pistool op ons gericht van Belgische collaborateurs. Zij hebben ons overgedragen aan de Gestapo in Mons. Omdat ik mijn mond hield, werd ik vreselijk gemarteld. Ik ben aan mijn duimen opgehangen en moest onderdompelingen ondergaan. De Belgische gevangenissen raakten overvol en daarom werden we op 9 april 1944 naar Vught getransporteerd. We droegen daar de bekende kampkleding. Als deze muts kon praten....."
©Rogier Fokke
Gisela-Wieberink-Sönhlein (1921)
"Toen gevraagd werd of ik wilde helpen om Joodse kinderen te laten onderduiken, hoefde ik niet lang na te denken. Met mijn vriendin Hetty Voûte reisde ik door heel Nederland om onderduikadressen te regelen. Op een dag kwamen we in Esch en zijn we voor geld verraden. Eerst naar de gevangenis in Utrecht, toen naar Haaren en vervolgens kwamen we in Kamp Vught. Hetty en ik zongen altijd. In september 1944 zijn we met achtenzeventig andere vrouwen in een veewagen geperst, naar Ravensbrück. Zelfs toen bleven we zingen. Deze liedjes hebben we daar in een boekje gebundeld."
©Rogier Fokke
Hans Zaaijer (1920)
"Met vijftien jongens zijn mijn broer en ik naar Engeland gevlucht. Door motorpech en een westerstorm dreven we terug en zijn door de Duitsers opgepikt. In Kamp Vught wachtten we ons proces af. Mijn broer kreeg de doodstraf en ik levenslang. Ik kwam in een kamp in Duitsland terecht. De oorlog liep ten einde en de Duitsers verplaatsten ons telkens naar andere kampen. Tijdens een van die overplaatsingen ben ik gaan lopen, tot in bevrijd gebied. Eind mei 1945 kwam ik weer thuis aan, waar mijn broer de deur open deed. Nog steeds bewaar ik deze pet die een medegevangene voor mij heeft gemaakt."
©Rogier Fokke
Hebe Kohlbrugge (1914)
"In Kamp Vught mochten we één keer per maand een brief versturen. Ik schreef aan mijn ouders met als aanhef 'beste vrienden', want ik zat daar onder mijn schuilnaam. Voor mijn verzetswerk had ik de naam Christine Doorman aangenomen. In een van die brieven vroeg ik om bloemen. Het was toegestaan om pakketten en bloemen te ontvangen. Mijn ouders dachten in eerste instantie dat het een code was. Ze puzzelden op de letters, waarvoor die konden staan, maar ik wilde gewoon bloemen. Uiteindelijk kreeg ik het mooiste cadeau wat ik kon krijgen. Verse bloemen uit onze eigen tuin."
©Rogier Fokke
Jana de Koning (1925)
"Mijn broer was in dienst bij de Koninklijke Marechaussee. Hij moest Joden naar Kamp Vught begeleiden en heeft uit dat transport mensen laten ontsnappen Hiervoor kreeg hij dertien weken gevangenisstraf in Scheveningen. Toen hij daarna opnieuw weigerde om Joden naar Vught te begeleiden, is hij ondergedoken. Samen met mijn ouders en zusjes werden wij als gijzelaars gevangen gezet in Kamp Vught. Mijn broer werd niet opgespoord en toen we na vier maanden vrij kwamen, heb ik een stukje uit mijn kampjurk geknipt. Van mijn broer hebben we nooit meer iets vernomen."
©Rogier Fokke
Joop Onnekink (1936)
"Mijn vader was lid van een ondergrondse organisatie, is verraden en naar Engeland gevlucht. De hele familie is als gijzelaars in Kamp Vught gevangen gezet. We liepen van het station naar het concentratiekamp en ik was toen doodsbang. Schreeuwende soldaten en blaffende honden. In het kamp was een schooltje en in oktober 1943 schreef ik naar een oom en tante dat ik goed mijn best deed. Na de oorlog was mijn vader betrokken bij de arrestatie van Rauter, de hoogste SS'er in Nederland en dezelfde man die ons uit Kamp Vught na drie maanden weer had vrijgelaten."
©Rogier Fokke
Jopie Waldorp (1914 - 2013)
"Na maanden gevangenschap in Scheveningen werd ik met de trein naar Vught vervoerd. Daar aangekomen heb ik op de grond gelegen om de geur van aarde te ruiken. Heerlijk, de geur van aarde, na zo een lange in een stinkende cel te hebben gezeten. Ik ben opgepakt vanwege verzetswerk, Je beslist niet om in het verzet te gaan, daar rol je in. Ik ging koerierswerk doen. Een van onze koeriers is opgepakt. Hij is doorgeslagen en heeft ongeveer dertig namen verraden. Hij noemde ook mijn naam."
©Rogier Fokke
Willem Snoek (1922)
"In kamp Vught nam het negenjarige zoontje van de commandant het appèl af. Hij speelde met ons: Mützen ab, Mützen auf. Dit was vernederend. Maar toch, voor mij was het relatief veilig. Ik kwam uit de gevangenis in Rotterdam, waar ik vreselijk gemarteld ben. Vanuit Vught ben ik naar Utrecht overgebracht voor mijn proces omdat ik onderduikers had geholpen. Ik verwachtte de doodstraf, maar kreeg één jaar gevangenisstraf. Ik heb in tien verschillende kampen in Duitsland moeten werken en altijd had ik dit tabaksdoosje bij me mijn dierbaarste spulletjes erin. Mijn verhuiswagen."
©Rogier Fokke
Lotte Huffener (1921)
"Ik kom uit een muzikale familie. Mijn zusje Carla speelde viool. Toen we met de hele familie werden opgepakt, liet ze haar viool thuis achter. Het was 11 februari 1943. Mijn ouders en mijn zusje hebben de oorlog niet overleefd. Vergast in Sobibor. Ik ben vanuit kamp Vught naar Auschwitz gedeporteerd, waar ik werd kaal geschoren en een brandmerk op mijn arm kreeg. In mei 1945 zijn we bevrijd. De ontvangst in Nederland was ronduit koud. In onze woning, in middels weer bewoond, heb ik schielijk de viool meegnomen. Nu bespeelt mijn kleindochter de viool van Carla."
©Rogier Fokke
Rob Cohen (1926)
"Ik was een vrolijk Amsterdams jongentje met een onbezorgde jeugd. Ik wilde muzikant worde. Begin jaren veertig werden de anti-Joodse maatregelen steeds heviger. Ik moest naar een speciale Joodse school, mocht niet meer naar de bioscoop en bepaalde parken waren verboden voor Joden. We moesten de Jodenster gaan dragen. Van maart 1943 tot oktober 1943 zat ik in kamp Vught. Ik was net zeventien jaar oud. Daarna heb ik vijf maanden in Westerbork gezeten en toen met tachtig man in een goederenwagon op transport naar Auschwitz, waar ik circa elf maanden verbleef."
©Rogier Fokke
Marie Verbraeken-Blommaart (1921)
"Thuis hadden wij een kruidenierswinkel. Een vertegenwoordiger, hij zat in het verzet, vroeg me of ik koerierswerk wilde doen. Wij woonden in een Duits gezinde buurt en ik werd verraden. Op het politiebureau in Terneuzen ben ik verhoord. Na vier dagen ging ik in een open laadbak op transport naar de gevangenis in Haaren. Vandaar ben ik naar Vught gebracht. Ik moest me helemaal uitkleden en alles werd me afgenomen. Ik kreeg een kampjurk en ineens was ik een nummer. Nummer 0840. Op 10 mei 1944 werd ik vrijgelaten en die dag heb ik een stuk stof uit mijn kampjurk geknipt."
©Rogier Fokke
Marianne Burgers-van Dam (1921)
"Ik gebruikte dit portemonneetje van raffia om briefjes naar mijn zus te smokkelen. Zij stuurde altijd een antwoord. Wij zijn twee keer veroordeeld. De aanklacht luidde: Herstellung und Verbreitung Deutschfeindlicher Herschrifte und Judenhilfe. De tweede keer werd dezelfde aanklacht aangedikt. Vanwege deze aanklacht zaten wij in de zomer van 1944 vast in Kamp Vught. Na Vught zijn we in Bergen-Belsen en in Ravensbrück gevangen gezet. Toen ik op een dag in Ravensbrück het portemonneetje zonder antwoord terug kreeg, wist ik dat het mis was met mijn zusje."
©Rogier Fokke
Nico van Hasselt (1924)
"In Deventer hield ik mij bezig met het vervalsen van persoonsbewijzen. Door verraad kwam ik in de Koepelgevangenis van Arnhem terecht en op 1 april 1943 werd ik overgeplaatst naar Vught. Eigen spullen bezitten was daar onmogelijk maar ik had mijn zegelring, een erfstuk van mijn grootvader, niet afgegeven. Heel toevallig kwam mijn neef Richard van Hasselt, werkzaam bij Philips in Eindhoven, inspecteren bij het kommando waar Philips-prducten werden gemaakt. Ik heb hem deze ring gegeven. Na de oorlog gaf hij mij dit erfstuk terug. Ik draag deze ring dag en nacht."
©Rogier Fokke
Mieke van den Burger-Steensma (1924)
"Tijdens het werk in Kamp Vught heb ik een stukje plexiglas kunnen bemachtigen en daarvan iets voor mijn moeder gemaakt. Toen ik het na de oorlog aan haar gaf, zei ze: "Je hebt een traan voor me gemaakt." Veertien maanden Vught, vijf concentratiekampen en dodenmarsen, maar ik heb het overleefd. Het allerergste is de herinnering aan het bunkerdrama. Wij waren solidair met een medegevangene, die een Duitse verraadster had kaal geschoren. Als vergeldingsactie zijn vierenzeventig vrouwen in cel 115 opgesloten en wij met zestien vrouwen in een anderen cel. Wij hoorden de vrouwen gillen en huilen. Tien vrouwen uit cel 115 zijn die nacht gestorven."
©Rogier Fokke
Peter Molthoff (1923)
"Ik werkte in 1940 bij de gemeente in Lichtenvoorde. In augustus 1942 vroeg de verbindingsman van een verzetsgroep of ik mee wilde werken aan een overval op het gemeentehuis om in een keer alle persoonsbewijzen buit te maken. De volgende dag heerste er grote paniek. Het was meteen duidelijk dat er hulp van binnenuit was en alle medewerkers werden gevangenen gehouden. De gemeentebode en ik werden er als schuldigen uitgepikt. In januari 1943, het was een koude wintermaand, kwam ik in Vught aan en daar heeft een Joodse vrouw uit de Kleidungskammer dit hesje voor mij gemaakt."
©Rogier Fokke
Pim Reijntjes (1919)
Pim Reijntjes (1919)
"In 1942 las ik op een aanplakbiljet dat er tien mensen waren doodgeschoten, waaronder een klasgenoot. Toen besloot ik iets te gaan doen in het verzet. In 1943 werd ik opgepakt en kwam terecht in kamp Vught. Ik herinner me de appèlplaats, urenlang in de houding. Telkens werd het aantal gevangenen geteld. Soms werden er mensen vrijgelaten en aan hen gaf ik briefjes mee voor mijn ouders. Maar ik correspondeerde ook via de officiële weg. Eenmaal in Natzweiler, een kamp in Noord-Franrijk, was dit onmogelijk. In dit kamp bestond je niet meer voor de buiten wereld."
©Rogier Fokke
Joke Folmer (1923)
"Op weg van de gevangenis in Scheveningen naar de rechtbank in Utrecht voor het proces, heb ik in Kamp Vught gezeten. Ik was gearresteerd vanwege verzetswerk. Na Dolle Dinsdag, 5 september 1944, ben ik naar diverse gevangenissen in Duitsland gevoerd en heb op deze zakdoek alle plaatsen, data en bijzonderheden met uitgetrokken draadjes vastgelegd."
©Rogier Fokke
Rob Engelander (1941)
"Ik was in Vught toen in juni 1943 de kindertransporten plaatsvonden. Mijn vader was diamantair en had een Puttkammer-Sperre. Hij had veel geld en diamanten betaald zodat zijn gezin niet naar de vernietigingskampen zou worden gestuurd. Na Vught en Westerbork zijn we desondanks met het elitetransport, honderdentien diamantairs, maar Bergen-Belsen vervoerd. Hier kwam ik in de kinderbarak terecht, waar Russisch-Joods verpleegkundigen voor ons zorgden. Luba Fredrick was één van hen. Zij had in Auschwitz haar man en kind verloren. Later is zij voor haar werk in Bergen-Belsen meerdere malen geëerd met een onderscheiding."
©Rogier Fokke
Ted van der Sluis-Springer (1927)
"In 1943 ben ik, Joods en vijftien jaar oud, in Amsterdam opgepakt en via de Hollandsche Schouwburg naar Kamp Vught vervoerd. Mijn moeder was overleden en mijn vader aan het werk. Na Kamp Vught heb ik in tien verschillende kampen gezeten. In een van die kampen werkte ik in de ploegendienst. De ene week overdag, de andere week 's nachts. Als ik ging slapen kwam er een Duits meisje op mijn plaats zitten. Op een dag had zij een stukje worst voor me neergelegd. Dat gebaar van liefde en solidariteit gaf me kracht om door te gaan."
©Rogier Fokke
Ruud Bierman (1916)
Ruud Bierman (1916)
"In Vught vond ik een stukje koperdraad, waarvan ik de beide eindjes in een stopcontact stak. Kortsluiting! Het licht viel uit en zo hadden we de gelegenheid om eten te stelen in de keuken. Kamp Vught was voor mij een tussenstop. Ik heb gevangen gezeten in Scheveningen, in fort De Bilt, in Amersfoort, in Haaren, in Dachau, in Flössenbrug, in Gröditz en in Natzweiler. Dit laatste kamp zou ik niet moeten overleven. De gevangenen werkten in de steengroeve en stierven door uitputting, door marteling, door honger of in de gaskamers. Door mijn onverzettelijkheid heb ik het overleefd."
©Rogier Fokke
Tanneke Klaver-Contant (1934)
"Mijn vader gaf les op een lagere school in de Hoekse Waard en hij wilde niet meewerken met de NSB-hoofdonderwijzer. Hij is ondergedoken in Ermelo en mijn moeder, mijn twee jongere broertjes en ik hebben vier maanden als vergeldinggevangen gezeten in Kamp Vught. In september 1944, het was Dolle Dinsdag,werden we vrijgelaten. Voordat we naar huis gingen, werden we min een klooster in Vught opgevangen waar een non mij vroeg wat ik zou willen eten. Ik heb nooit meer zo'n smakelijk ei gegeten."
©Rogier Fokke
Theo Stouten (1921)
"Er zijn van die dagen met prachtig, helder weer en een bijna onbewolkte blauwe lucht. De strepen die vliegtuigen dan achterlaten, daar kijk ik graag naar. Mijn gedachten gaan onwillekeurig terug naar de tijd dat ik gevangen zat in Kamp Vught. In een streepjespak achter de dubbele rij prikkeldraadomheining keek ik toen ook naar de lucht als er vliegtuigen overkwamen, soms tijdens het appèl. Aan het zware gebrom hoorde je ze al aankomen, nog vóórdat er iets te zien was. Bommenwerpers, op weg naar Duitsland. We lieten het natuurlijk niet merken, maar wat ons betreft konden het er niet genoeg zijn."
©Rogier Fokke